Voor de serie Blokboek Geschiedenis van Educatieve Uitgeverij Kinheim heb ik de teksten herschreven, waarbij de kenmerkende aspecten het uitgangspunt waren.
Centrum van de wereld
De 17e eeuw wordt ook wel de Gouden Eeuw genoemd. Voor de Republiek en dan met name voor Holland en Zeeland was dit een tijd van welvaart en voorspoed. Als je vandaag de dag door Amsterdam loopt, zie nog genoeg sporen uit die tijd. De meeste huizen langs de grachten werden in de 17e eeuw gebouwd, net als de Westerkerk en het stadhuis op de Dam, dat nu het Koninklijk Paleis is. In die tijd was dit het grootste stadhuis van de wereld. De Amsterdamse stadsbestuurders lieten maar al te graag zien waar het centrum van de wereldhandel lag.
Tegenover het stadhuis stond de koopmansbeurs. Hier kwamen handelaren uit alle windstreken bijeen om te handelen. De goederen die verhandeld werden, lagen in pakhuizen of moesten nog uitgeladen worden. Men zag dus niet wat er verkocht of gekocht werd. Een handelaar had alleen een monster bij zich, bijvoorbeeld een klein zakje peper. Men handelde op basis van vertrouwen. Handelaren regelden verder op de beurs hun handelsvloten voor de reis of huurden er pakhuizen. Ze sloten er ook verzekeringen af, want de scheepvaart was een kostbare zaak vol gevaren.

Aandelen
Nieuw op de beurs was de handel in aandelen. Een handelaar kon bijvoorbeeld een papier kopen, waarop stond dat er een geldbedrag gegeven was aan de VOC. Zo’n papier heette een aandeel. De handelaar deelde dan in de winst van de onderneming. Als iemand dacht dat de winst van de VOC in de toekomst hoger zou worden, kocht hij van andere handelaren het aandeel. Zo hoopte hij op nog meer winst. Dit noem je speculeren en dat gebeurt nu nog steeds zo op de beurs.
Veel gewone mensen kochten ook een aandeel en de VOC kon met dat geld schepen kopen, bemanning inhuren en naar Indië varen. Als de schepen terugkwamen en de handel werd met winst verkocht, deelde iedereen met een aandeel in de winst. Maar als het misging en schepen vergingen onderweg of werden gekaapt door piraten, was je aandeel niets meer waard. Je verloor dan al je geld. Een aandeel betekende dus ook risico.

Houten schepen
Voor al die handelsschepen had men hout nodig. Het hout kwam uit Zweden of Rusland. Om een schip te bouwen had men ook touw, zeil, teer en ijzer nodig. Dit werd allemaal van elders aangevoerd. Er waren rond Amsterdam een groot aantal scheepswerven waar kleine en grote schepen gebouwd werden. Het leverde veel werk op voor timmerlieden, touwslagers, zeilmakers, ijzersmeden en andere ambachten. Schepen werden ook voor andere landen gebouwd of men kwam kijken hoe er in ons land gewerkt werd. Uit Rusland kwam bijvoorbeeld tsaar Peter de Grote een tijdje in Zaandam en Amsterdam wonen om te leren hoe je schepen moest bouwen. Hij wilde namelijk in eigen land ook een vloot hebben. Daarvoor liet hij zelfs een havenstad bouwen: Sint-Petersburg.
Niet alleen de VOC had schepen nodig. Bijna alles in die tijd werd met boten en schepen vervoerd. Met kleine bootjes brachten boeren hun oogst naar de stad om op de markt te verkopen. Op een trekschuit kon men van de ene stad naar de andere stad varen, net zoals je dat nu doet met de trein. Ook vissers hadden boten nodig, evenals turfhandelaren bijvoorbeeld. Dankzij de scheepvaart was er veel werk en handel in de Gouden Eeuw.