De term staafkerk komt van het Noorse ‘stavkirk’. Het verwijst naar de manier waarop de kerk is gebouwd met houten staven als de dragende elementen van de constructie. In de kern is een staafkerk een kubusvormig skelet van stevige, verticale staanders en horizontale balken. Hout als bouwmateriaal is eeuwenlang gebruikt. Het is op veel plaatsen beschikbaar of leverbaar. Hout is ook een relatief licht en sterk materiaal en betrekkelijk eenvoudig te bewerken. Nadeel van houtbouw is wel dat het onder invloed van weer en wind, vrij snel vergaat of door brand volledig vernietigd kan worden.
Een gunstig klimaat
Tijdens de middeleeuwen stonden er vermoedelijk overal in Noordwest-Europa staafkerken; van de Britse eilanden tot aan de Alpen. Deze zullen vrijwel allemaal vervangen zijn door stenen kerken, maar in Noorwegen, IJsland en delen van Zweden bleef het bouwen van houten kerken nog lang in zwang.
Dat er vandaag de dag vooral in Noorwegen staafkerken te vinden zijn, kan mogelijk te maken hebben met de locaties van deze kerken. De plaatsen waar nu de staafkerken te vinden zijn, zijn eeuwenlang zogenaamde ‘achtergebleven gebieden’ geweest, terwijl de kerken rond Oslo en langs de kust van Zuid-Noorwegen in de loop van de tijd vrijwel allemaal vervangen werden door stenen exemplaren. Verder is het opmerkelijk dat de meeste van de huidige staafkerken rond het Sognefjord, in Numedal en in Vadres staan. Deze gebieden hebben een milder en droger klimaat, waardoor hout minder snel vergaat. De noodzaak om de kerk te vervangen voor een stenen en dus een duurder exemplaar, was er niet.
Scheepsbouw
Alle staafkerken werden gebouwd voor het jaar 1350, het jaar dat de pest in Noorwegen heeft huisgehouden waardoor de bevolking – en daarmee de parochies – in aantal terugliep. In de eeuwen daarna was er weinig behoefte om nieuwe kerken te bouwen, want pas in de 17e eeuw was de omvang van de bevolking weer terug op het niveau van voor de pest. Echter werden er toen geen kerken meer gebouwd volgens de beproefde techniek met houten staven.
De eerste staafkerken werden gebouwd nadat de bevolking was overgegaan op het christelijk geloof en men langzaamaan de oude Noorse religieuze traditie van zich afschudde. De kerken stonden dan ook in de traditie van houtbewerking en scheepsbouw waarmee de bevolking al eeuwenlang vertrouwd was. Op de tochten naar Engeland, Frankrijk en de Lage Landen gingen timmerlieden mee om de schepen te onderhouden en kwamen op die manier in aanraking met de West-Europese architectuur, in het bijzonder de kerkenbouw.
Helaas zijn van deze eerste staafkerken enkel archeologische grondsporen teruggevonden. Doordat men destijds bouwden op de ‘koude grond’, waarbij de houten staanders ingegraven werden, moest men na krap honderd jaar alles weer vervangen vanwege het houtrot in de staanders en de onderste liggende balken. Dankzij voortschrijdend inzicht werd de constructie later op een fundament van stenen gezet, waardoor de staanders langer goed bleven, omdat deze nu op een droge ondergrond stonden.
Vakmanschap
Staafkerken hebben zich dus ontwikkeld vanuit de traditie van de scheepsbouw. Gezien de kennis en het vakmanschap dat nodig was voor het bouwen van staafkerken, kunnen we ervan uitgaan dat de timmerlieden die de kerken bouwden echte specialisten waren. In de staafkerk van Torpo is een inscriptie bewaard gebleven waarin staat dat Torolf de kerk heeft gebouwd, samen met zeven andere personen die bij naam worden genoemd. Dezelfde namen werden gevonden bij de inmiddels afgebroken staafkerk van Ål. Torlof was waarschijnlijk een meestertimmerman die met zijn team rondreisde om kerken te bouwen.
Deze vakmannen kozen met zorg de bomen uit waarmee ze de constructie in elkaar wilden zetten. Het ging hun vooral om hout te gebruiken van naaldbomen die honderden jaren de tijd hadden gehad om te groeien. Na het selecteren van de bomen liet men ze eerst langzaam afsterven. Door alleen de takken weg te kappen en de kale boom met wortel en al in de grond te laten staan, trok het sap in de stam en werd het op deze wijze een natuurlijk impregneermiddel. Het hout bleef zo eeuwenlang bestand tegen vochtinslag. Dit proces geeft een indicatie dat de voorbereidingen voor de bouw van een staafkerk enige jaren van tevoren gepland moest worden.
Het is niet bekend of de timmerlieden ontwerptekeningen gebruikten, maar de constructie van een eenvoudige kerk omvatte al snel tweeduizend losse onderdelen, die ook nog eens vaak van tevoren werden gemaakt. Al deze onderdelen werden pas op de bouwplaats met elkaar verbonden en afgewerkt, zodat ze perfect in elkaar pasten. Hiervoor werden houten pennen, klemverbindingen en zogenaamde zwaluwstaarten gebruikt. Op deze manier bleef de constructie flexibel, voor het geval het hout zou gaan werken, wat in het klimaat van Noorwegen eerder regel dan uitzondering was.
Houten skelet
De eerste stap op de bouwplaats was het leggen van een fundering van platte stenen. Hierop werden de houten balken neergelegd. Vervolgens werden de staanders, de ‘staven’, geplaatst. Bovenin hielden wederom horizontale balken de verticale staanden bijeen. Deze bovenste balken vormden weer de basis voor de driehoekige dakconstructie en zo ontstond het skelet, en daarmee ook het schip van de staafkerk.
Voor eenvoudige kerken was deze constructie voldoende stevig, maar voor de complexere en hogere kerken waren meer constructieve elementen nodig. Aanvankelijk plaatste men een staaf midden in het schip, dat als steun voor een hoger dak met dakruiter kon dienen. Later plaatsen men tussen de staven, bogen of andreaskruizen, waardoor de staven hoger konden reiken. Het maakte de constructie meteen ook decoratiever. Verder gebruikte men in plaats van trekbalken om de dakconstructie bijeen te houden, schaarbalken, die kruislings het schip overspanden. Hierdoor werd het mogelijk om het dak nog hoger te bouwen, zodat daar zelfs nog extra een dakruiter geplaatst kon worden. Eenmaal de hoogte in werd het nodig om het schip rondom te verstevigen en ontstonden er smalle ‘zijschepen’. Deze verschaften tegendruk aan de basisconstructie. Alle extra elementen bij elkaar maakte de staafkerk niet alleen complexer om te bouwen, maar ook gevarieerde in uiterlijk en vorm.
De afwerking
De open constructie van balken, bogen, kruizen en beugels werd tenslotte met rechtopstaande planken dichtgetimmerd, met uitzondering van de deuropeningen natuurlijk. Vensters werden nauwelijks aangebracht, wat het interieur een donkere, mystieke sfeer gaf. Hoog in het schip bevonden zich echter wel kleine ronde openingen die voor de broodnodige zuurstof diende. Op het dak legde men oorspronkelijk ook planken neer, maar omdat deze door de weersomstandigheden te snel en te vaak vervangen moesten worden, ging men over op kleinere houten dakpannen. Dit zorgde niet alleen voor een beter afwatering, het was ook makkelijker om een enkele dakpan te vervangen.
In enkele gevallen bouwde men rondom de kerk een open gaanderij met een luifel en zuiltjes. De religieuze functie hiervan is niet helder, hoewel het sterk aan een kloostergang doet denken. Mogelijk bood het voor buitenkerkelijken en ongedoopten de gelegenheid om toch de dienst mee te maken, zonder de kerk te hoeven te betreden. Ook zouden kerkgangers die van ver moesten komen, hier al op zaterdagavond kunnen verblijven om de nacht door te brengen. In ieder geval bood de luifel bescherming tegen regen en sneeuw. Helaas zijn juist vanwege die onduidelijke functie, veel van dergelijke gaanderijen bij de meeste staafkerken in de loop der tijd verdwenen.
Bronnen:
Bakken (ed.). Kristin, Preserving the Stave Churches – Craftsmanship and Research Oslo, 2016
Clare Casassas. Claudia, The Norwegian stavkirke Girona, 2019