In het kader van Open Monumentendag 2009 heb ik in samenwerking met de Historische Vereniging Ouderkerck op d’IJssel de tentoonstelling ‘Op de Kaart’ samengesteld. Hieronder volgt de tentoonstellingstekst met een paar afbeeldingen.
Ontginning
Een regelmatig patroon van sloten, vlieten, kaden en weteringen is duidelijk op de kaart te herkennen. In het noordelijke deel van de polder zijn de sloten noordwest – zuidoost georiënteerd en in het zuidelijk deel liggen ze in noord – zuid richting. In de omgeving van Haastrecht en langs de Vlist wijkt de oriëntatie van de sloten af.
Vanaf de 12e eeuw is de Krimpenerwaard ontgonnen door uitgiften van copes. Deze uitgiften vonden in het gehele veengebied tussen Holland en Utrecht plaats . De graaf van Holland en de bisschop van Utrecht probeerden op deze manier hun machtsinvloed ten opzichte van de ander te vergroten. Een cope was een overeenkomst tussen de landsheer en de ontginners, waarin onder andere bepaald was welke breedte en welke lengte de hoeve mocht hebben. In ruil voor de uitgifte ontving de landsheer een deel van de opbrengst na de ontginning.
De grote rivieren, maar ook het riviertje Vlist vormden de basis van de ontginning en daar begon men ook te wonen. De rivieren waren aanvankelijk bestemd voor afwatering en daarom werden tussen de hoeven op 30 roeden (ca. 100m) afstand sloten gegraven, die haaks op de rivier kwamen te liggen. De sloten gingen zes voorling (ca. 1250 m) landinwaarts, waarna er een achterwetering werd gegraven die de afwatering van het achtergelegen veen moest opvangen. Deze achterkade of landscheiding werd in sommige gevallen weer gebruikt als ontginningsbasis.
Waar twee ontginningsrichtingen op elkaar stuitten, bleef soms een restontginning over. Dit is meestal een onregelmatig of driehoekig gevormd stukje land. Een restontginning bleef lange tijd onbenut of diende als boezem. De Stolwijker Boezem, de Hoge Boezem bij Haastrecht en het Loetbos zijn voorbeelden van restontginningen. Ook ten noorden van Schoonouwen ligt een mooi stukje.