Romeinse erfenis

Voor de serie Blokboek Geschiedenis van Educatieve Uitgeverij Kinheim heb ik de teksten herschreven, waarbij de kenmerkende aspecten het uitgangspunt waren.

Twee Friezen in Rome

Er zijn ooit twee Friese aanvoerders, Verritus en Malorix, naar Rome gegaan om de keizer te spreken. Deze had helaas geen tijd voor ze, dus om de tijd te doden bezochten de twee het theater. Tot verbazing van iedereen gingen ze gewoon zitten op de belangrijkste zitplaatsen. Eigenlijk kon dat niet, maar men vond het zo grappig dat men er nog lang over sprak.

Verritus en Malorix zullen in Rome met open monden rondgekeken hebben. Zoveel bouwwerken hadden ze nog nooit gezien. In ons land zijn veel sporen gevonden, maar grote gebouwen hebben er niet gestaan. In andere delen van het Romeinse Rijk stonden wel prachtige amfitheaters, tempels, termen en aquaducten.

Tempels en Goden

Romeinse tempels zijn herkenbaar door hun zuilen en driehoekig timpaan. De Grieken bouwden de tempels als eerste zo en de Romeinen namen de stijl over. Na de Romeinse tijd werden de tempels niet meer gebruikt. Men bouwde toen kerken. Zuilen met een timpaan kom je nog steeds bij belangrijke gebouwen tegen.
In de tempels vereerden de Grieken en Romeinen hun goden. Deze goden leken op mensen. In de verhalen kwamen ze naar aarde toe om de gewone mensen te helpen of te straffen. De verhalen noemen we mythen en sagen.
De oppergod bij de Grieken heette Zeus, de Romeinen noemden hem Jupiter. De god van de oorlog heette bij de Grieken Ares, bij de Romeinen heette hij Mars. Bij de Grieken was de godin van liefde Afrodite, bij de Romeinen was dit Venus.

De Romeinen waren heel makkelijk met hun godsdienst. De goden die men toen in ons land vereerde, mochten gewoon Romeins worden. Zo was er de godin Nehalennia, die hielp bij een veilige vaart en een goede handel. Van Nehalennia zijn overal kleine altaren van zandsteen gevonden. De godin wordt afgebeeld met een hond en een mand met fruit.
De namen januari, februari, maart, mei en juni komen van de Romeinse godennamen Janus, Februus, Mars, Maia en Juno. Van april weet men het niet zeker. Misschien komt die naam van Apollo. Ook de weekdagen hebben namen van goden, maar bij ons is alleen zaterdag van Romeinse oorsprong. Het komt van Saturnus, de vader van Jupiter.

Een ander geloof

In een heel ander deel van het Romeinse Rijk vereerden de joden slechts één god, Jaweh. De Romeinen vonden dit maar gek. Toch had iedereen recht op zijn eigen god, als men de keizer maar diende. Dat was wat de joden juist niet wilden. Niemand was even belangrijk als Jaweh. Het leverde hun veel problemen op. De joodse tempel in Jeruzalem werd door het Romeinse leger verwoest.

In de tijd van keizer Tiberius waren er joden die geloofden dat Jezus Christus gekomen was om de wereld te redden. Veel niet-joden geloofden dit ook en er kwamen steeds meer aanhangers van dit christelijke geloof. Omdat de christenen anders leefden dan de meeste mensen, werd men bang voor ze. Ze werden gevangen genomen en op allerlei manieren ter dood gebracht.
Toch kwamen er steeds meer christenen en uiteindelijk maakte keizer Constantijn in het jaar 313 een einde aan de vervolgingen. Zijn eigen moeder was christen geworden en Constantijn geloofde dat Jezus hem geholpen had om een overwinning te behalen. Tachtig jaar later werd het christelijke geloof de enige godsdienst die toegestaan was in het Romeinse rijk.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *