Voor de serie Blokboek Geschiedenis van Educatieve Uitgeverij Kinheim heb ik de teksten herschreven, waarbij de kenmerkende aspecten het uitgangspunt waren.
De Bataven
De Bataven
woonden in wat nu de Betuwe heet, aan de grens van het Romeinse Rijk. Zij
wilden met de Romeinen samenwerken. Veel mannen namen met hun paard dienst als
hulpsoldaat bij het Romeinse leger. Sommigen van hen hebben zelfs in Afrika
gevochten.
Een van de bekendste mannen is Julius Civilis. Hij heeft jarenlang Bataafse
hulptroepen geleid en aan zijn naam is te zien dat hij helemaal Romein is geworden.
In het jaar 69
n.Chr. was het rommelig in Rome. Er vochten in dat jaar vier keizers om de
macht. De Bataafse hulptroepen kwamen in opstand omdat ze geen geld meer
kregen. Julius Civilis kwam met zijn mannen bijeen en probeerde andere stammen over
te halen om mee te doen.
In het begin ging het goed en de opstandige stammen veroverden een aantal
legerkampen langs de Rijn. Maar ze wisten de Romeinen niet te verslaan en er werd
weer vrede gesloten. In Rome was inmiddels een nieuwe keizer aan de macht
gekomen die de rust in het rijk terugbracht. Zijn naam was Vespasianus.
Forten langs de limes
De Romeinen bouwden langs de Rijn forten waarin soldaten verbleven om de grens van het rijk te beschermen. De Romeinse grens noemen wij de limes en het is nu weer mogelijk om deze te volgen.
Een castellum was een rechthoekig fort met een muur – meestal van hout – en een gracht eromheen. Aan de vier zijden bevond zich een ingang met wachttorens. Binnenin stonden houten woonbarakken in keurige rijen naast elkaar. Daarnaast waren er stallen, werkplaatsen en magazijnen. Bij de rivier lag een aanlegsteiger voor schepen. Voor de commandant van het fort was een speciale woning.
In en rond het castellum was het een drukte van belang. Mensen uit de buurt verkochten er hun vee, groenten, fruit en andere spullen. Ambachtslieden kwamen er om gereedschappen, meubels, wapens of karren te leveren en de rivier bracht schepen van ver, met goederen als olijfolie en wijn. De Romeinen betaalden met geld. Er hoefde dus niet meer geruild te worden.
Rond de castella verschenen kleine nederzettingen, waar mensen uit de buurt gingen wonen. Ook werden er wegen tussen de forten aangelegd. Langs deze wegen stonden grote stenen palen die de afstand en de richting aangaven: mijlpalen.
Bij de stad Nijmegen hadden de Bataven al een belangrijke nederzetting. Later werd er een castra voor het tiende legioen gebouwd. Een castra lijkt op een castellum, maar is groter. Er moesten wel 6000 mannen kunnen verblijven. De nederzetting bij dit legerkamp groeide uit tot de plaats Noviomagus. Hier bevonden zich onder andere een badhuis en een amfitheater.
Villa’s in het zuiden
In het zuiden van ons land verschenen villa’s. Dit waren landgoederen met boerderijen. Er werd bijvoorbeeld graan voor de legioenen aan de grens verbouwd. Men had personeel in dienst of zelfs slaven om op het land of rond het huis te werken.
De huizen hadden stenen muren met beschilderd pleisterwerk. Er was vloerverwarming en een waterleiding voor de badkamer. In de andere kamers stonden versierde meubels en stenen beelden. Men at uit fraaie aardewerken schalen en dronk uit groen glaswerk. Het voedsel werd klaargemaakt in bronzen schalen en pannen. Uiteraard was dit rijke Romeinse leven voor de meeste mensen niet weggelegd. Velen leefden en werkten zoals men dat al eeuwen deed.