Voor de serie Blokboek Geschiedenis van Educatieve Uitgeverij Kinheim heb ik de teksten herschreven, waarbij de kenmerkende aspecten het uitgangspunt waren.
Op zoek naar de route
In 1585 kwam de stad Antwerpen in handen van het Spaanse leger. Veel protestanten vluchtten naar het noorden, omdat ze bang waren voor de Spaanse soldaten. Vooral Amsterdam profiteerde hiervan en werd het nieuwe centrum van de wereldhandel. De Schelde werd namelijk afgesloten door Zeeuwse schippers, zodat er geen schip meer naar de haven van Antwerpen kon varen. Schepen werden gedwongen om door te varen naar havens in Zeeland en Holland, waaronder Amsterdam.
De Hollanders waren van oudsher goede zeevaarders geweest, maar de Portugezen beheersten de specerijenhandel op Indië. Inmiddels hoorde Portugal bij het Spaanse rijk van Filips II. Een aantal rijke kooplieden uit Holland besloten daarom zelf de route naar Azië te ontdekken. Zo vertrokken bijna tegelijkertijd aan het einde van de 16e eeuw twee expedities.
De Nederlander Jan van Linschoten was een keer op een Portugees schip meegegaan. In het geheim had hij aantekeningen gemaakt van de route naar Azië. Deze aantekening werden gebruikt om de route van de Nederlandse expeditie uit te stippelen.
In 1595 vertrok Cornelis de Houtman met vier schepen richting het zuiden. Hoewel men verwachtte dat de Portugezen veel tegenstand zouden bieden geven, viel dat mee. Ruim een jaar na zijn vertrek kwam De Houtman aan in Bantam, in het huidige Indonesië. Daar richtte hij de eerste Nederlandse handelspost op. Het begin van de Nederlandse macht op zee.
Overwinteren
In 1596 vertrokken de schippers Jacob Heemskerk en Jan Cornelis de Rijp naar het noorden. Willem Barentsz ging mee als stuurman. Men verwachtte dat men boven Rusland langs kon varen om uiteindelijk in Azië terecht te komen. Schipper De Rijp keerde al snel terug, schipper Heemskerk ging verder. Maar toen het winter werd, kwam zijn schip vast te zitten in het ijs, vlak bij het eiland Nova Zembla.
De bemanning werd gedwongen om te overwinteren in een huis dat ze bouwden van het scheepshout. Er was gelukkig nog voldoende voedsel, maar de kou en de donkere winternacht, was erg zwaar. Toen het lente werd, probeerden de overlevenden met twee sloepen een haven te bereiken, waar zij tot hun verrassing het schip van De Rijp ontdekten. Willem Barentsz was onderweg overleden en toen Heemskerk terug in Amsterdam kwam, hoorde hij dat Houtman de zeeroute naar Indië had gevonden.

Oost-Indië
Schepen in die tijd voeren uit veiligheid in een handelsvloot van meerdere schepen. Elk schip had een bemanning van bijna honderd man en men was een paar jaar onderweg. De route was vol gevaren. Onderweg kon men in een storm terechtkomen of door piraten overvallen worden. Verder moest men regelmatig aan land om vers water en voedsel in te slaan. Een zeereis naar Indië heen en terug was een kostbare zaak.
Om een handelsvloot te bekostigen, werkten handelaren samen. Maar de verschillende vloten zaten elkaar in de weg; concurrentie noem je dat. In plaats van met elkaar te concurreren, besloten de Staten-Generaal in 1602 tot de oprichting van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, kortweg VOC. Eén gezamenlijke onderneming voor de handel op Azië.
De VOC stichtte overal handelsposten, maar de belangrijkste lagen op Java en de Molukken.
