Voor de serie Blokboek Geschiedenis van Educatieve Uitgeverij Kinheim heb ik de teksten herschreven, waarbij de kenmerkende aspecten het uitgangspunt waren.
Winterkampen
Hoelang mensen hier wonen, weten we niet precies. Wij weten wel dat er van tijd tot tijd groepen mensen hun kamp opsloegen langs de rivieren die door ons land stromen. Na de zomer kwamen ze hier naartoe, omdat er genoeg voedsel te vinden was. Als het voorjaar werd trokken ze weer naar het zuiden. Ze bleven niet lang op één plek wonen, omdat ze hun voedsel verzamelden in de natuur. Ook jaagden ze op kleine en grote dieren of vingen ze vissen.
Trijntje
In de buurt van Hardinxveld-Giessendam is zo’n winterkamp door archeologen ontdekt. Dit kamp lag op een zandheuvel middenin een nat veengebied. Ook werden de overblijfselen van een oudere vrouw ontdekt die in die tijd begraven is. Zij kreeg de naam Trijntje, omdat op die plek een spoorlijn werd aangelegd. Uit onderzoek bleek dat Trijntje er samen met een groep andere mensen ongeveer 7000 jaar geleden geleefd heeft. Waarschijnlijk waren ze grotendeels familie van elkaar.
Deze eerste bewoners van ons land noemen wij jager-verzamelaars. Ze leefden in tenten of hutten. Het voordeel van een tent was dat deze altijd meegenomen kon worden. De tenten werden van stokken en dierhuiden gemaakt. Ook gebruikte men soms grote beenderen van dieren. In bergachtige gebieden woonde men in grotten.
Ontdekkingen
Een van de belangrijkste ontdekkingen die de jager-verzamelaars deden, was het beheersen van vuur. Eerst was men bang voor vuur, maar men ontdekte dat je vuur ook kon gebruiken. Het gaf licht, je kon je er aan warmen en het hield de wilde dieren op afstand.
Stenen konden gebruikt worden om gereedschappen van te maken. Vuursteen bleek hiervoor de beste steen te zijn. Door er stukken af te slaan, ontstond een scherpe rand waarmee men de huid van een dier kon opensnijden. In het begin waren de gereedschappen nog eenvoudig, maar ze werden steeds beter en scherper. Een steen die je in de hand hield, werd een vuistbijl. Met een schraapsteen kon je de huid van een dier schoon schrapen. Een scherpe punt, kon je gebruiken voor een speer.
Andere materialen uit de natuur waren ook bruikbaar. Van een gewei werd een soort hamer gemaakt. Uit kleine vogelbotjes maakte men naalden. Van dierenhuiden kon kleding of een tent gemaakt worden. Van twijgen wist men een vissenfuik in elkaar te vlechten.